Dadel

Dadels zijn palmboombessen en waren reeds gekend bij de Mesopotamiërs, zo'n 3000 v.C. Vanuit het Midden-Oosten verspreidde de dadelpalm zich richting Noord-Afrika, waar tot op heden een groot deel van de dadelproductie gelokaliseerd is. Moren brachten de dadel in de 8ste eeuw n.C. over naar Spanje en Spaanse veroveraars transporteerden de vrucht op hun beurt naar het 'nieuwe' continent.

Indien de omstandigheden het toelaten kan de dadelpalm uitgroeien tot een rijzige boom van wel 12 meter hoog. Aan de bomen groeien trossen met een gewicht van 80 tot 100 kg. Dadelpalmen zijn uiterst veeleisend naar hun omgeving toe. Ze verlangen tropische omgevingstemperaturen, gecombineerd met een zeer lage luchtvochtigheid en riante watertoevoer aan de wortel. In Amerika kon alleen California, in het zuidwesten van de VS, aan deze hoge eisen tegemoetkomen. In dit gebied gedijt de dadelboom zodanig goed dat de VS erin slagen om dadels - Medjooldadels - te exporteren naar het Midden-Oosten.

De medjooldadels zijn de hoogst gewaardeerde variëteit. Ze zijn niet alleen groter dan alle andere variëteiten maar ze hebben ook een zachtere pel en bevatten een overdonderende hoeveelheid natuurlijke suikers (glucose en fructose). Een typisch verschijnsel bij dadels in het algemeen is het witte poeder op de pel, hetgeen aangeeft dat het verzadigingspunt op het gebied van suikers is overschreden. Door vochtverlies kristaliseren de suikers onder de pel. Maar dit heeft gelukkig helemaal geen nadelig effect op de smaak.

Gezondheid

Ondanks hun mierzoete smaak zijn dadels erg gezond voor het menselijk lichaam. Enerzijds hebben ze een laag vetgehalte en zijn ze cholesterolarm, anderzijds bevatten ze naast suikers ook veel voedingsvezels, vitaminen en mineralen (zeer veel ijzer).